Stilletjes is op 1 juli de wet cliëntenrechten bij elektronische verwerking van gegevens in werking gegaan. Belangrijkste bepaling: het recht van de patiënt op elektronische inzage en om toestemming te geven. Die digitale informatie moet dan wel aanwezig en ontsluitbaar
zijn, vandaar dat de meeste bepalingen pas per 2020 (!) ingaan. VWS heeft daarom ook eind 2016 het ‘Versnellingsprogramma informatie-uitwisseling patiënt & professional’ (VIPP) gelanceerd. 103 miljoen euro is uitgetrokken voor ziekenhuizen om hun patiënten eenvoudig digitale toegang tot de eigen gegevens te verschaffen.
Het vergt namelijk nogal wat investeringen qua ict-infrastructuur, portalen, beveiliging en aanpassing van de werkwijzen in de instellingen. Dit VIPP moet een stevige impuls geven, vergelijkbaar met Meaningfull Use in de Verenigde Staten. Het programma focust op invoering met resultaatverplichting en steunt op standaarden als de Basis gegevensset Zorg, Medicatieproces en het initiatief MedMij van onder meer Patiënten federatie Nederland voor het persoonlijk gezondheidsdossier.Tot zover de wettelijke kaders en stimuleringsprogramma’s.
De werkelijke impulsen moeten natuurlijk komen van de burger; van patiënten en zorgverleners zelf. Aan die kant is het opmerkelijk rustig, zo blijkt ook uit de Nictiz ehealth-monitor. Een fors deel van de artsen is afwachtend tot sceptisch. Draagt het openzetten van het dossier echt bij aan betere zorg of leidt het tot misverstanden en lastig te beantwoorden vragen? Het dossier is altijd een functioneel instrumentarium
geweest voor dokters om de zorg vast te leggen en over te dragen aan collega’s. Ze hebben een punt.
Uit onderzoek blijkt dat patiënten eerder vragen om duidelijke informatie over behandelingen, behandelopties, voorbereiding en praktische zaken rond hun zorgtraject. Daarmee voelen ze zich geholpen. Die onderdelen zijn meestal niet te vinden in de patiëntportalen. Wel de uitslagen, brieven, consultverslagen over uitgevoerde zorg. En een van de moeilijkst te implementeren functies is het digitaal maken van afspraken terwijl patiënten daar juist wel behoefte aan hebben.
Als burger boeken we al jaren vliegtickets, hotelkamers en huurauto’s online . De Mayo Clinic heeft een van de meest ambitieuze digitale strategieën ter wereld. Van de huidige 25 miljoen patiënten willen ze naar 200 miljoen in 2020 door middel van medische educatie, online-consult en metingen op afstand. Daarbij gebruiken ze hun uitgebreide online medische content om vroegtijdig digitale relaties te ontwikkelen met patiënten en geïnteresseerden. Niet door primair het dossier open te stellen. Ze integreren concrete patiëntervaringen in hun uitleg over onderzoek en behandelingen. Youtube wordt gebruikt voor uitleg van chirurgische ingrepen. Maar dit is nog niet het belangrijkste. De sleutel van hun digitale strategie is de focus op mobile health, oftewel het ontwikkelen en aanbieden van afspraken, online-content en andere functies op smartphones en tablets. 57 procent van de maandelijkse digitale bezoeken (23 van totaal 40 miljoen online bezoeken!) vind nu al plaats via deze apparaten.
Dat is heel slim van Mayo omdat de smartphones in hoog tempo steeds meer toepassingen aanbieden om je gezondheid te checken, consult-online mogelijk te maken of behandeling van een chronische aandoening te begeleiden. Het apparaat is een strategisch verlengstuk geworden van Mayo’s medische kennisuitwisseling, diagnostiek en behandelopties. Want de gebruiker kan allang niet meer zonder zijn smartphone. Food for thought
Deze column van Jan Christiaan Huijsman is verschenen in Zorgvisie, september 2017